Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zijn [49]bijwijf, hetwelk te [50]Sichem was, baarde hem ook een zoon; en hij [51]noemde zijn naam [52]Abimelech. 49. Zie van bijwijven, Gen.22:24. 50. Gelegen op een berg in Efraim, niet ver van Samaria, ten westen van Ofra, waar Gideon woonde. Zie Gen.12:6, en Gen.33:18. Het was een van de vrijsteden; Joz.20:7. Hieromtrent zijn ook Jozefs beenderen begraven; Joz.24:32. 51. Hebreeuws, stelde, zette. 52. Dien de Sichemieten, na Gideons dood, tot een koning maakten, voorbijgaande, ja dodende al de echte zonen van Gideon, behalve Jotham, die zich verborg. Zie hfdst.9:.